Niemand gaat voor zijn/haar tijd.
Het was zijn tijd nog niet.
Chronisch ziek, dat kost een tijd.
De komende tijd.
Je verloren tijd.
Wacht tijd.
Het was mijn tijd nog niet.
De- nu -even- geen- tijd- tijd
Een zee van tijd.
Iemand op leeftijd, heeft meer verleden tijd dan aankomst-tijd.
het is hoogtijd
reservetijd
Gisteren kreeg ik de ontstellende boodschap dat Peter is overleden. Een man met veel verdiensten voor Nederland en zijn inwoners. Een aneurysma brak zijn leven in één moment totaal af.
Op- de -nog -geen- stervenstijd -van- zestig jaar
Maak het goed. Zo goed als je kunt
ben
Geduldig en op zijn tijd, zal gras melk worden.